Als iemand veel te vertellen heeft is hij het wel. Na
jaren als hoofdcommissaris van het Amsterdamse politiekorps te hebben gewerkt
werd de Haarlemse Joop van Riessen (78) door een aantal journalisten uitgedaagd
om zijn werk op te schrijven. Deze uitdaging zorgde voor maar liefst veertien
politieromans, waaronder de bekende Anne Kramer-reeks.
Niet alleen het schrijven
van een roman was een uitdaging, vertelt Joop. Zo waren de eerste stappen
richting zijn politiecarrière ook te danken aan iemand die hem op de juiste
manier wist te prikkelen. “Ik wilde helemaal niet bij de politie”, vertelt hij
lachend. “Toen ik zestien jaar oud was reed ik zonder rijbewijs met de auto van
mijn vader door Haarlem. Daarbij werd ik gepakt door de politie en stond ik
voor de kantonrechter.” Het stopt overigens niet bij het joyriden. Zo is Joop
ook betrokken bij oud en nieuw rellen in Haarlem-Noord. “Het is niet dat ik
lijnrecht tegenover de politie stond, maar dat ik agent zou worden was wel de
laatste verwachting.”
Krankjorum
Tot hij een kennis tegenkomt
die hem zegt dat hij op de politieacademie zit. Hij vertelt dat er ieder jaar
zo’n duizend aanmeldingen zijn, waarvan maar twintig kandidaten worden
aangenomen. “Hij daagde mij uit en dat is de reden dat ik ben gaan
solliciteren. Niet omdat ik bij de politie wilde werken, maar om hem te
bewijzen dat hij niet beter was dan ik.” Krankjorum vindt Joop zijn beslissing
om te solliciteren achteraf. “Er waren groepsgesprekken, een psychologische
test, sporttesten en ga zo maar door,” legt hij uit. “Ze kwamen zelfs thuis
kijken hoe de sfeer was en wie je ouders waren.” De moeder van Joop is niet
blij met zijn keuze om bij de politie in dienst te gaan. Ze heeft liever dat
hij arts wordt, omdat ze volgens Joop gek was op dat beroep. “Mijn vader wilde
zelfs dat ik dominee werd, maar zoals je begrijpt was dat wel het laatste wat
ik wilde”, grapt hij.
Hij heeft net eindexamen middelbare
school gedaan, wanneer hij bericht krijgt dat hij op de academie is aangenomen.
“Ik was pas negentien jaar. Toen begon ik te twijfelen of ik het eigenlijk wel
wilde.” De realiteit haalt hem in, en hij beseft en dat het een domme keus is om
het aanbod niet te accepteren. Opnieuw is het de uitdaging die het van Joop
wint. Hij zal nooit spijt hebben wanneer hij terugdenkt aan die veertig jaar
bij de Amsterdamse politie. “Het was een geweldig onderdeel van mijn leven. Ik
heb zoveel meegemaakt, zoveel plezier, maar ook zoveel ellende. Ik ben die
jongen nog steeds dankbaar voor de uitdaging.”
Spuit
In 1965, na de
politieacademie, komt Joop in het onrustige Amsterdam terecht. Hij kiest
specifiek voor de hoofdstad. “Haarlem vond ik maar een prut stad. Er gebeurde
helemaal niets en ik wilde juist wat rumoer.” En dat gebeurt ook. Hij gaat aan
de slag bij het bureau op de Warmoesstraat, waar onder andere ook rechercheur Appie
Baantjer werkt, en wordt gelijk in het diepe gegooid.
De binnenstad van Amsterdam
verandert rond 1975 in een complete chaos. In een paar jaar tijd wordt door de
Chinese maffia de drug heroïne op de markt gebracht, waar veel jongeren aan
verslaafd raken. In diezelfde periode komen grote getalen Surinamers door de
onafhankelijkheid naar de hoofdstad getrokken. Veel van hen raken verslaafd aan
de drug. “Je moest eens weten hoe die mensen eruit zagen. Zo’n spuit werkt
ongeveer zes uur. Binnen die tijd moesten mensen als een gek op zoek naar geld
voor een nieuwe dosis.” Voor Joop is het een heftige periode. Zo herinnert hij
zich nog een jonge vrouw die toentertijd bij hem werd voorgeleid. “Ze zat
tegenover mij aan tafel en had een misdaad begaan. Ik vertelde haar dat ze op het
bureau moest verblijven, maar ze wilde niet luisteren. Ze schreeuwde dat als ze
de cel in moest, zelfmoord zou plegen.
Twee rechercheurs stonden
erbij, maar reageerden niet. Ik bleef naar haar kijken en wist dat het
onmogelijk was om haar weg te sturen.” Enige tijd later pleegt de vrouw zelfmoord
in haar cel. “Vaak denk ik nog; als ik haar had weggestuurd was ze misschien nog
in leven.”
Rellen
De heroïneverslaving heeft
niet alleen de stad in zijn greep, maar grijpt ook om zich heen in de Surinaamse
gemeenschap. Inmiddels weg uit de binnenstad, wordt Joop in 1982 benoemd tot commissaris
van het toen nog nieuwe Bijlmermeer. Duizenden Surinamers worden daar door de
overheid ondergebracht in de flats, waarvan de Gliphoeve de meest beruchte is.
Vele jonge Surinamers raken
verslaafd aan de heroïne, iedere dag leidt dat tot confrontaties tussen politie,
dealers en verslaafden. “Je wist gewoon dat in zo’n spanningsveld een
schietpartij, waarbij door de politie een Surinaamse jongen wordt doodgeschoten,
niet denkbeeldig is. De lont in het kruitvat, waarbij alle opgekropte spanning
in die gemeenschap in één keer naar buiten komt en tot grote rellen kan leiden,”
legt hij uit. Zo ontstaat bij Joop het idee om met de Surinaamse gemeenschap in
gesprek te gaan. Beter rellen aan tafel dan met de agenten op straat. Joop
kaart het aan bij de agenten van de Bijlmer, maar die verklaren hem voor gek.
“Ik wilde tien agenten meenemen naar de bijeenkomst en gaf ze de kans om zichzelf
op te geven. Niemand gaf zich op, dus heb ik er tien aangewezen.”
Tot zijn grote verbazing zit
de zaal vol met schreeuwende, boze, onbegrepen Surinaamse inwoners. Na vier
bijeenkomsten begint Joop verandering te zien. “We konden niet alles oplossen,
maar nu de emotie over tafel ging zag je dat het op straat rustiger werd. Het
leidde in ieder geval tot meer begrip voor elkaar en tot minder spanningen op
straat.”
Overstag
Joop besluit in 2004 dat het
genoeg is geweest met het bestrijden van de criminaliteit in de Amsterdamse
onderwereld. In de periode na zijn vertrek krijgt hij veel te maken met
journalisten die graag zijn verhaal willen aanhoren. “Er ontstond het idee om
met een aantal journalisten af te spreken in een café. Daar zou ik mijn verhaal
vertellen”, legt hij uit. Dat gesprek brengt grote verandering in Joop zijn
leven. “Ze zeiden dat ik alles wat ik zojuist had vertelt moest opschrijven.
Daar had ik helemaal geen zin in.” Hij krijgt weinig keus, want de journalisten
laten weten anders een ghostwriter aan hem te koppelen. Na aandringen gaat Joop
toch overstag. “Als er iets geschreven wordt, dan doe ik dat alleen zelf”, zegt
hij tegen de journalisten. Zonder in te gaan op het aanbod loopt hij het café
uit. Hij loopt rechtstreeks naar zijn huis om achter de computer te gaan
zitten.
Wie veertig jaar aan
non-fictie verhalen wil opschrijven moet flink wat onderzoek doen, komt Joop
tot de conclusie. Zo verschijnt in 2007 zijn eerste boek In naam der wet, een beschouwing van zijn jarenlange werk bij het
Amsterdamse politiekorps. Wanneer Joop na de boeklancering thuis komt, wordt
hij gebeld door een redacteur van de uitgeverij. “Ze vroeg of ik nog eens langs
wilde komen. De uitgeverij wilde graag dat ik fictie ging schrijven, zoals
thrillers of politieromans.” Non-fictie gaat hem nog wel goed af, maar bij
fictie krijgt hij zijn twijfels. Hij laat de uitgeefster weten het niet te
willen doen, maar ook hier komt de oud-politiecommissaris niet onderuit. Ze laat
hem tijdens zijn bezoek duidelijk weten dat hij wel degelijk fictie moet gaan
schrijven. “Ze klonk net als een strenge schooljuffrouw”, grapt hij.
Als Joop na het gesprek bij
de uitgeverij de trap af loopt, hoort hij iemand de naam ‘Anne Kramer’ roepen.
“Die naam bleef op één of andere manier hangen,” legt hij uit.
Tot leven brengen
Om zijn verhalen te kunnen
schrijven wil hij zo ver mogelijk bij zichzelf vandaan blijven. Hoofdinspecteur
Anne Kramer wordt de hoofdrolspeelster in zijn boekenreeks. Zij is hoofd van de
afdeling zware criminaliteit en bijt zich vast in elke zaak. “In werkelijkheid
waren het natuurlijk mijn eigen belevenissen. De kracht zit in een boek wanneer
je kunt schrijven over dingen die je kunt inbeelden. Dat heeft mij enorm
geholpen.”
Volgens hem is Anne Kramer
een geweldige vrouw, maar bij het tiende boek komt dat ‘geweldige’ een beetje zijn
neus uit. Drama, dat zou haar leven een nieuwe wending moeten geven. Bij het
tiende boek besluit hij het roer om te gooien. “Het ging natuurlijk over de
liefde. Anne moest gewoon een keer helemaal gevloerd worden.” En dat gebeurt
wanneer ze Maurice de Vries ontmoet. Wiens naam is geïnspireerd op Nederlands
topcrimineel Mink K.. “Het begint allemaal met een gijzeling in een
coffeeshop”, vertelt de oud-politieman. “Daar zit een moeder met baby en
Maurice wordt gezocht door de politie. Snel krijgt de man door dat hij is
herkend en gijzelt moeder en kind. Anne Kramer neemt de plaats in van de
gegijzelden waarna Maurice de Vries haar meeneemt naar een huisje in de
Ardennen. ’s Nachts liggen ze samen aan elkaar vastgemaakt in bed, zodat zij
geen enkele kant op kan. “Er gebeurt niets behalve dat ze uren met elkaar
praten. Dat is het moment waarop er iets ontstaat tussen de twee”, legt Joop
uit.
De romance zet zich voort in
het boek Radeloos wanneer Maurice de
criminaliteit achter zich laat en naar Zuid-Afrika vertrekt. Anne Kramer kan
het niet laten om hem daar te bezoeken. “Ze gaan samen op pad, maar dat kan
natuurlijk helemaal niet”, legt de schrijver uit. “Ik denk dat het nog steeds
niet kan, maar het gaat door. Tot ik aan het eind van Radeloos dacht: die man moet nu dood.”
Joop laat Maurice dan door
middel van een schietincident om het leven brengen en levert zijn manuscript in
bij de uitgeverij. Kort daarna krijgt hij een belletje van de redacteur. Maurice
moet blijven leven, want iedereen op de uitgeverij vindt het spannend.
“Dus bracht ik Maurice in
het laatste hoofdstuk maar weer tot leven”, zegt hij lachend. “Zo kom je bij
het schrijven soms in onmogelijke situaties, lezers vinden de liefde met zo’n
crimineel prachtig en maken er helemaal geen punt van.”
Groot onderdeel
“Het is krankzinnig dat ik
inmiddels vijftien boeken heb geschreven. Elke keer als een boek klaar is
ontstaat er ook een soort van leegte”, vertelt hij. Door jaren over Anne Kramer
te schrijven wordt die vrouw een deel van Joops leven. “Ik zei wel eens grappende
wijs dat ik met Anne Kramer sliep. Dan lag ik wakker en speelde er weer een
idee op.” Terugkijkend op zijn actieve leven is Joop maar al te blij geweest
met de personen die hem uitdaagde zijn grens te verleggen. “Als die
journalisten en die oude kennis mij niet hadden uitgedaagd, dan was dit er
allemaal nooit geweest.”