Adverteren in HRLM?

Joop Riessen: 'Haarlem vond ik maar een prutstad', HRLM76

Als iemand veel te vertellen heeft is hij het wel. Na jaren als hoofdcommissaris van het Amsterdamse politiekorps te hebben gewerkt werd de Haarlemse Joop van Riessen (78) door een aantal journalisten uitgedaagd om zijn werk op te schrijven. Deze uitdaging zorgde voor maar liefst veertien politieromans, waaronder de bekende Anne Kramer-reeks.

Niet alleen het schrijven van een roman was een uitdaging, vertelt Joop. Zo waren de eerste stappen richting zijn politiecarrière ook te danken aan iemand die hem op de juiste manier wist te prikkelen. “Ik wilde helemaal niet bij de politie”, vertelt hij lachend. “Toen ik zestien jaar oud was reed ik zonder rijbewijs met de auto van mijn vader door Haarlem. Daarbij werd ik gepakt door de politie en stond ik voor de kantonrechter.” Het stopt overigens niet bij het joyriden. Zo is Joop ook betrokken bij oud en nieuw rellen in Haarlem-Noord. “Het is niet dat ik lijnrecht tegenover de politie stond, maar dat ik agent zou worden was wel de laatste verwachting.”

Krankjorum
Tot hij een kennis tegenkomt die hem zegt dat hij op de politieacademie zit. Hij vertelt dat er ieder jaar zo’n duizend aanmeldingen zijn, waarvan maar twintig kandidaten worden aangenomen. “Hij daagde mij uit en dat is de reden dat ik ben gaan solliciteren. Niet omdat ik bij de politie wilde werken, maar om hem te bewijzen dat hij niet beter was dan ik.” Krankjorum vindt Joop zijn beslissing om te solliciteren achteraf. “Er waren groepsgesprekken, een psychologische test, sporttesten en ga zo maar door,” legt hij uit. “Ze kwamen zelfs thuis kijken hoe de sfeer was en wie je ouders waren.” De moeder van Joop is niet blij met zijn keuze om bij de politie in dienst te gaan. Ze heeft liever dat hij arts wordt, omdat ze volgens Joop gek was op dat beroep. “Mijn vader wilde zelfs dat ik dominee werd, maar zoals je begrijpt was dat wel het laatste wat ik wilde”, grapt hij.  

Hij heeft net eindexamen middelbare school gedaan, wanneer hij bericht krijgt dat hij op de academie is aangenomen. “Ik was pas negentien jaar. Toen begon ik te twijfelen of ik het eigenlijk wel wilde.” De realiteit haalt hem in, en hij beseft en dat het een domme keus is om het aanbod niet te accepteren. Opnieuw is het de uitdaging die het van Joop wint. Hij zal nooit spijt hebben wanneer hij terugdenkt aan die veertig jaar bij de Amsterdamse politie. “Het was een geweldig onderdeel van mijn leven. Ik heb zoveel meegemaakt, zoveel plezier, maar ook zoveel ellende. Ik ben die jongen nog steeds dankbaar voor de uitdaging.”

Spuit
In 1965, na de politieacademie, komt Joop in het onrustige Amsterdam terecht. Hij kiest specifiek voor de hoofdstad. “Haarlem vond ik maar een prut stad. Er gebeurde helemaal niets en ik wilde juist wat rumoer.” En dat gebeurt ook. Hij gaat aan de slag bij het bureau op de Warmoesstraat, waar onder andere ook rechercheur Appie Baantjer werkt, en wordt gelijk in het diepe gegooid.

De binnenstad van Amsterdam verandert rond 1975 in een complete chaos. In een paar jaar tijd wordt door de Chinese maffia de drug heroïne op de markt gebracht, waar veel jongeren aan verslaafd raken. In diezelfde periode komen grote getalen Surinamers door de onafhankelijkheid naar de hoofdstad getrokken. Veel van hen raken verslaafd aan de drug. “Je moest eens weten hoe die mensen eruit zagen. Zo’n spuit werkt ongeveer zes uur. Binnen die tijd moesten mensen als een gek op zoek naar geld voor een nieuwe dosis.” Voor Joop is het een heftige periode. Zo herinnert hij zich nog een jonge vrouw die toentertijd bij hem werd voorgeleid. “Ze zat tegenover mij aan tafel en had een misdaad begaan. Ik vertelde haar dat ze op het bureau moest verblijven, maar ze wilde niet luisteren. Ze schreeuwde dat als ze de cel in moest, zelfmoord zou plegen. Twee rechercheurs stonden erbij, maar reageerden niet. Ik bleef naar haar kijken en wist dat het onmogelijk was om haar weg te sturen.” Enige tijd later pleegt de vrouw zelfmoord in haar cel. “Vaak denk ik nog; als ik haar had weggestuurd was ze misschien nog in leven.”

Rellen
De heroïneverslaving heeft niet alleen de stad in zijn greep, maar grijpt ook om zich heen in de Surinaamse gemeenschap. Inmiddels weg uit de binnenstad, wordt Joop in 1982 benoemd tot commissaris van het toen nog nieuwe Bijlmermeer. Duizenden Surinamers worden daar door de overheid ondergebracht in de flats, waarvan de Gliphoeve de meest beruchte is.

Vele jonge Surinamers raken verslaafd aan de heroïne, iedere dag leidt dat tot confrontaties tussen politie, dealers en verslaafden. “Je wist gewoon dat in zo’n spanningsveld een schietpartij, waarbij door de politie een Surinaamse jongen wordt doodgeschoten, niet denkbeeldig is. De lont in het kruitvat, waarbij alle opgekropte spanning in die gemeenschap in één keer naar buiten komt en tot grote rellen kan leiden,” legt hij uit. Zo ontstaat bij Joop het idee om met de Surinaamse gemeenschap in gesprek te gaan. Beter rellen aan tafel dan met de agenten op straat. Joop kaart het aan bij de agenten van de Bijlmer, maar die verklaren hem voor gek. “Ik wilde tien agenten meenemen naar de bijeenkomst en gaf ze de kans om zichzelf op te geven. Niemand gaf zich op, dus heb ik er tien aangewezen.”

Tot zijn grote verbazing zit de zaal vol met schreeuwende, boze, onbegrepen Surinaamse inwoners. Na vier bijeenkomsten begint Joop verandering te zien. “We konden niet alles oplossen, maar nu de emotie over tafel ging zag je dat het op straat rustiger werd. Het leidde in ieder geval tot meer begrip voor elkaar en tot minder spanningen op straat.”

Overstag
Joop besluit in 2004 dat het genoeg is geweest met het bestrijden van de criminaliteit in de Amsterdamse onderwereld. In de periode na zijn vertrek krijgt hij veel te maken met journalisten die graag zijn verhaal willen aanhoren. “Er ontstond het idee om met een aantal journalisten af te spreken in een café. Daar zou ik mijn verhaal vertellen”, legt hij uit. Dat gesprek brengt grote verandering in Joop zijn leven. “Ze zeiden dat ik alles wat ik zojuist had vertelt moest opschrijven. Daar had ik helemaal geen zin in.” Hij krijgt weinig keus, want de journalisten laten weten anders een ghostwriter aan hem te koppelen. Na aandringen gaat Joop toch overstag. “Als er iets geschreven wordt, dan doe ik dat alleen zelf”, zegt hij tegen de journalisten. Zonder in te gaan op het aanbod loopt hij het café uit. Hij loopt rechtstreeks naar zijn huis om achter de computer te gaan zitten.

Wie veertig jaar aan non-fictie verhalen wil opschrijven moet flink wat onderzoek doen, komt Joop tot de conclusie. Zo verschijnt in 2007 zijn eerste boek In naam der wet, een beschouwing van zijn jarenlange werk bij het Amsterdamse politiekorps. Wanneer Joop na de boeklancering thuis komt, wordt hij gebeld door een redacteur van de uitgeverij. “Ze vroeg of ik nog eens langs wilde komen. De uitgeverij wilde graag dat ik fictie ging schrijven, zoals thrillers of politieromans.” Non-fictie gaat hem nog wel goed af, maar bij fictie krijgt hij zijn twijfels. Hij laat de uitgeefster weten het niet te willen doen, maar ook hier komt de oud-politiecommissaris niet onderuit. Ze laat hem tijdens zijn bezoek duidelijk weten dat hij wel degelijk fictie moet gaan schrijven. “Ze klonk net als een strenge schooljuffrouw”, grapt hij.

Als Joop na het gesprek bij de uitgeverij de trap af loopt, hoort hij iemand de naam ‘Anne Kramer’ roepen. “Die naam bleef op één of andere manier hangen,” legt hij uit.

Tot leven brengen
Om zijn verhalen te kunnen schrijven wil hij zo ver mogelijk bij zichzelf vandaan blijven. Hoofdinspecteur Anne Kramer wordt de hoofdrolspeelster in zijn boekenreeks. Zij is hoofd van de afdeling zware criminaliteit en bijt zich vast in elke zaak. “In werkelijkheid waren het natuurlijk mijn eigen belevenissen. De kracht zit in een boek wanneer je kunt schrijven over dingen die je kunt inbeelden. Dat heeft mij enorm geholpen.”

Volgens hem is Anne Kramer een geweldige vrouw, maar bij het tiende boek komt dat ‘geweldige’ een beetje zijn neus uit. Drama, dat zou haar leven een nieuwe wending moeten geven. Bij het tiende boek besluit hij het roer om te gooien. “Het ging natuurlijk over de liefde. Anne moest gewoon een keer helemaal gevloerd worden.” En dat gebeurt wanneer ze Maurice de Vries ontmoet. Wiens naam is geïnspireerd op Nederlands topcrimineel Mink K.. “Het begint allemaal met een gijzeling in een coffeeshop”, vertelt de oud-politieman. “Daar zit een moeder met baby en Maurice wordt gezocht door de politie. Snel krijgt de man door dat hij is herkend en gijzelt moeder en kind. Anne Kramer neemt de plaats in van de gegijzelden waarna Maurice de Vries haar meeneemt naar een huisje in de Ardennen. ’s Nachts liggen ze samen aan elkaar vastgemaakt in bed, zodat zij geen enkele kant op kan. “Er gebeurt niets behalve dat ze uren met elkaar praten. Dat is het moment waarop er iets ontstaat tussen de twee”, legt Joop uit.

De romance zet zich voort in het boek Radeloos wanneer Maurice de criminaliteit achter zich laat en naar Zuid-Afrika vertrekt. Anne Kramer kan het niet laten om hem daar te bezoeken. “Ze gaan samen op pad, maar dat kan natuurlijk helemaal niet”, legt de schrijver uit. “Ik denk dat het nog steeds niet kan, maar het gaat door. Tot ik aan het eind van Radeloos dacht: die man moet nu dood.”  

Joop laat Maurice dan door middel van een schietincident om het leven brengen en levert zijn manuscript in bij de uitgeverij. Kort daarna krijgt hij een belletje van de redacteur. Maurice moet blijven leven, want iedereen op de uitgeverij vindt het spannend.   “Dus bracht ik Maurice in het laatste hoofdstuk maar weer tot leven”, zegt hij lachend. “Zo kom je bij het schrijven soms in onmogelijke situaties, lezers vinden de liefde met zo’n crimineel prachtig en maken er helemaal geen punt van.”  

Groot onderdeel
“Het is krankzinnig dat ik inmiddels vijftien boeken heb geschreven. Elke keer als een boek klaar is ontstaat er ook een soort van leegte”, vertelt hij. Door jaren over Anne Kramer te schrijven wordt die vrouw een deel van Joops leven. “Ik zei wel eens grappende wijs dat ik met Anne Kramer sliep. Dan lag ik wakker en speelde er weer een idee op.” Terugkijkend op zijn actieve leven is Joop maar al te blij geweest met de personen die hem uitdaagde zijn grens te verleggen. “Als die journalisten en die oude kennis mij niet hadden uitgedaagd, dan was dit er allemaal nooit geweest.”

 

Joop Riessen: 'Haarlem vond ik maar een prutstad', HRLM76

NIEUWSBRIEF

Schrijf je in op onze nieuwsbrief en we houden je op de hoogte van interessante nieuwtjes uit het Haarlemse.