Adverteren in HRLM?

10 vragen aan...Frénk van der Linden, HRLM85

Journalist Frénk van der Linden koestert een enorme liefde voor Haarlem. Een warmhartige, beetje burgerlijke stad meent hij. “Als ik op weg naar huis langs de Bavo fiets, de Lange Veerstraat door en vervolgens de Burgwal op kom, geniet ik nog iedere keer.”

Frénk kwam ter wereld in de Vogelenwijk in Haarlem-Noord. Volgens zijn moeder stepte hij op zesjarige leeftijd door de buurt met een wc-rol in de hand. De rol hield hij voor de mond van mensen op straat en vroeg: ‘waarom houdt u van voetbal?’ of ‘bent u gek?’ “Al jong vond ik het interviewen leuk en spannend. Er is voor een journalist of schrijver amper een mooiere plek denkbaar dan Haarlem. Het Haarlems Dagblad is de oudste nog bestaande krant ter wereld. Daar begon ik eind jaren zeventig als stagiair. Het is de stad met verhoudingsgewijs het hoogste percentage journalisten van Nederland.” 

Haarlem wordt de stad van de vrijheid genoemd, ervaar jij dat ook zo?
“De Grieken zeiden al: vrijheid en verantwoordelijkheid zijn niet van elkaar te scheiden. Al te veel vrijheid leidt tot losbandigheid en teveel verantwoordelijkheid leidt tot onvrijheid. Haarlem heeft een mooie balans. Je kunt uit de band springen, denk aan Haarlemmers als Ischa Meijer, Boudewijn de Groot en Lennaert Nijgh. Tegelijk is het een intens keurige stad waar Algemeen Beschaafd Nederlands wordt gesproken. Het is een oer-Hollandse gulden snede stad. Bij meer dan 200.000 inwoners worden de verhoudingen afstandelijker, raken mensen elkaar kwijt. Op het punt van verantwoordelijkheid mag er wel nog wat verbeteren. Onze omgang met vluchtelingen is voorbeeldig, maar we zijn ook een stad met veel daklozen en anderen die in de knel zitten. De bestuurders van Haarlem komen hen weinig tegemoet.” 

Voel jij je vrij als mens?
Nee, dat kan ook niet want dan wordt het volstrekte anarchie in de samenleving. De tragiek van het mensenleven is dat we ons tot op zekere hoogte onvrij moeten organiseren. We kunnen niet altijd alleen voor onszelf gaan. Als ik dat doe, beknot ik jouw vrijheid.”

Voel jij je wel vrij als journalist?
“In mijn werk voel ik mij een vrij man en doe alleen wat ik leuk vind. Ik bepaal zelf welke televisiedocumentaires ik maak, welke artikelen ik schrijf en welke radioprogramma’s ik presenteer. Bij het ouder worden vind ik het steeds verbazingwekkender dat mij dit ten deel valt. De vrijheid en kansen die ik krijg zijn echt bijzonder. Op mijn drieëntwintigste mocht ik de minister-president Van Agt interviewen voor een opinieblad. Achteraf gezien krankzinnig eigenlijk, er waren ook ervaren journalisten die dat konden doen. Ik vond het indertijd heel gewoon, nu vind ik het reden voor grote dankbaarheid. Alleen besef ik dat wat laat. Ik voel me ook vrij in de liefde. Mylou (Frencken, red.) en ik geven elkaar veel ruimte, maar zijn ook veilig bij elkaar, dat is speciaal. We zijn verstrengeld en gaan niettemin onze eigen gang. We hebben beiden een vak met onregelmatige werktijden.”

Dat klinkt praktisch, laten jullie elkaar ook vrij in emotionele zin?
“Nee, ik heb Mylou nodig en ik denk andersom ook. Ik moet er niet aan denken dat ik niet met haar kan sparren over dilemma’s waar ik mee worstel. Zij begrijpt meer van mensen dan ik. Best gek als je bedenkt dat ik wel tienduizend mensen heb geïnterviewd. Mylou is veel voorzichtiger met het vellen van een oordeel. Als journalist vind ik na twee uur interview al van alles van de persoon in kwestie.”

Mis je empathie voor de geïnterviewde?
“Nee, maar ik denk wel dat ik in mijn beginperiode veel confronterender interviewde dan nu. De balans was nog niet goed. Het was eind jaren zeventig, een gepolariseerde tijd. We hadden de kruisrakettendiscussie en het Oost-West-conflict. Als je voor een opinieweekblad werkte werd je geacht gekleurd te schrijven. Je stroopte je mouwen op voor een interview en ging in de aanval. Daarvan denk ik nu, nou, nou. Voor een deel had mijn aanpak te maken met maatschappelijke omstandigheden, maar het zit ook in het aard van het beestje. Mijn vader was een trucker en had een grote smoel, dat zal in mijn genen zitten. Mijn moeder was een warme en belangstellende vrouw, ik heb van beiden wat. Dat waren in het begin twee polen in mij, niet geïntegreerd. Twaalf jaar geleden bleek mijn moeder Alzheimer te hebben. Sinds de scheiding van mijn ouders op mijn dertiende jaar spraken ze elkaar niet meer. Mijn zus en ik wilden graag pa en ma nog een keer met elkaar in gesprek krijgen uit vrees dat ze anders in bitterheid en pijn zou sterven. Ik kwam op het idee om ze te vragen voor een televisiedocumentaire met als hoofdvraag: Willen jullie zo dood, midden in een privé-oorlog? Beiden zeiden ja. Tijdens het filmen was er geen contact, maar een week voor de uitzending hebben ze elkaar ontmoet en omhelsd. Dat was één van de mooiste momenten in mijn leven. Zo’n verzoening is fantastisch, het heeft een grote verandering in mij teweeg gebracht. Ik kon altijd slecht bij mijn emoties, sindsdien ben ik veel emotioneler. Mijn vrienden zeggen er is een Frénk van voor en van na de film. Het pittige en het invoelende hebben elkaar meer gevonden. Ik sta als persoon en als vakman evenwichtiger in het leven.” 

Waarom een documentaire, je had ze toch ook zonder camera in gesprek kunnen krijgen?
“Mijn zus en ik hebben dat veertig jaar geprobeerd, maar mijn vader wilde per se niet. Mijn moeder wel, zij hoopte op vergeving. Mijn vader zei dat hij haar haatte omdat ze met een ander was vertrokken en dacht via de film van heel Nederland èn van haar gelijk te krijgen.”

Vond je het niet een te intiem verhaal om naar buiten te brengen?
“Je kunt toch onmogelijk van al de geïnterviewden verwachten dat ze hun hele ziel en zaligheid aan jou geven en dan zelf niet met de billen bloot gaan? Dan is er sprake van een dubbele moraal. Ik wil consequent zijn en dat pakte godzijdank goed uit in dit geval.”

Wat zeggen al die interviews over jou?
“Een bevriende psycholoog zegt altijd dat mijn interview-specialisatie één lange zelftherapie is. Er is een constante verbinding tussen mijn persoonlijk leven en waar mijn journalistieke bloed kruipt. Ik ga nu een nieuwe interviewserie maken over man zijn. Hoe kijken ze tegen zichzelf aan?, hun lichaam, hun werk en hun liefdesverhoudingen? Dat heeft vanzelfsprekend met mij te maken, het is een vertaling van mijn leven. Ik vind het een zegen dat ik dit kan doen in mijn werk. Ik vraag me voortdurend af wat een mens maakt tot wie hij wordt. Die vraag is niet te beantwoorden, daar ben ik al een halve eeuw mee bezig.” 

Je probeert antwoorden te vinden door soms extreme vragen te stellen?
“Soms wel en daar ben ik me lang niet altijd van bewust. Laatst gebeurde het tijdens een radio-interview met een transman. Op een gegeven moment vroeg ik hem of hij nu met zijn broer kon praten over hoe het is om een penis te hebben. Hij gaf eerlijk antwoord, maar had er achteraf wel problemen mee. Het merendeel van de redactie vond mijn vraag te ver gaan.” 

Wat voegt zo’n vraag toe?
“Inderdaad, dat vraag ik me ook af en zo leer je. Ik had het niet op die manier moeten doen. Ik vind het steeds leuker om ongelijk te krijgen. Als mensen mij kunnen uitleggen waarom iets anders zit dan ik dacht, is dat een soort levenselixer. Ik kom van ieder interview met een geleerde les thuis. Soms stel ik wel expres een extreme vraag, waar ik hopelijk toch antwoord op krijg. Tijdens het interview is het de kunst goed te blijven luisteren en kijken naar wie voor je zit. Er zijn vragen die ik nooit meer zo zal stellen, achteraf vind ik sommige ook onbetamelijk. Maar ik ben niet van de afdeling risico mijden. Op zoek naar de waarheid gaat het soms fout, meestal gaat het goed. Ik heb er nog steeds plezier in. Journalistiek is het allermooiste vak dat ik me kan indenken.”

 

Tekst: Meta van der Meijden
Fotografie: Jonne van der Fange 


10 vragen aan...Frénk van der Linden, HRLM85

NIEUWSBRIEF

Schrijf je in op onze nieuwsbrief en we houden je op de hoogte van interessante nieuwtjes uit het Haarlemse.