Adverteren in HRLM?

Dolly Bellefleur: Boerendochter, HRLM86

Daar zit ik voor ons huisje, diep verscholen in het bos. Ik hoor de vogeltjes in ons zomerse buiten vrolijk fluiten. Een bonte mix van koolmeesjes, lijsters, merels, vinken, roodborstjes en spechten landt of stijgt op. 

Ze gebruiken de voederplaats als start- en landingsbaan. Manlief heeft deze geknutseld van stukken zwerfhout die hij met touw aan elkaar heeft bevestigd. Ik kan uren naar de vogels turen. Wie wordt  er nou niet vrolijk van hun gekwetter terwijl ze badderen in een  bakje water? Wie krijgt er nou niet een brede grijns op het gezicht  bij het zien van de acrobatische toeren die de vogels uithalen  om met hun snavels de zaadjes te pikken uit de vetbollen die we hebben opgehangen? 

Onze buurman is duidelijk geen vogelaar. Het tierelieren van de vogels bestempelt hij als takkenherrie. Het is volgens hem een ware aanfluiting. De specht maakt het volgens deze zuurpruim helemaal bont. “Waarom heeft deze vogel toch zulke obscene kleuren?  Wat een uitslover”, jammert de kniesoor. Hij moest eens weten dat zich achter mij een kleurrijke paradijsvogel schuilhoudt. Het is nu moeilijk voor te stellen. Mijn hoge hakken heb ik hier aan de wilgen gehangen en vervangen door flatjes. Wat is dat trouwens een dolkomisch woord voor lage schoenen. Een flat of flatje associeer ik toch eerder met torenhoge stiletto’s. Maar dit terzijde. 

Ik had nooit gedacht dat een stadsmens als ik zo zou kunnen genieten van het buitenleven. Wat is het heerlijk om, als afwisseling van alle glamour en glitter, met mijn handen te wroeten in de aarde.  Ik zie Tom en Aat, die we als stekkies kregen, groeien als kool.  Zal ik het over mijn hart kunnen verkrijgen om hun rode kroost straks in mootjes te hakken? Ineens voel ik namelijk een hechte band met een tomatenplant. Zou de liefde voor alles wat groeit en bloeit in mijn genen zitten? Mijn opa had immers een boerderij in Friesland en ik was, als mijn vader het familiebedrijf had voortgezet, bijna een boerendochter geweest. Ik heb er nooit met mijn vader over gesproken, maar het moet veel moed hebben gevergd om tegen de wens van zijn ouders in een ander beroep te kiezen. 

Stel dat hij wel boer was geworden zoals hij was voorbestemd? Had ik dan later op mijn beurt het familiebedrijf voortgezet? Zou ik de rest van mijn dagen hebben gesleten als melkmeisje? Of zou ik de boerderij hebben omgetoverd tot een beauty farm? Ik kan mij ook voorstellen dat ik als therapeute bij het D.I.A.G.G., het Dolly Instituut Ambulante Geestige Gezondheidszorg, uiteindelijk de scepter zou hebben gezwaaid in mijn eigen zorgboerderij. 

Eén ding staat vast: ik zou nooit een kaasboerderij hebben bestierd. Vanaf mijn jeugd gruwel ik namelijk van kaas. Dat weerhield mij er overigens niet van om enkele jaren geleden als Frau Antje van het Verkeerde Kantje de kaasmarkt in Alkmaar te openen. Het liep allemaal gesmeerd totdat de kaasmeester mij vroeg of ik met hem een aantal kazen wilde keuren. Iedere keer als hij mij zo’n geel brokje aanreikte veinste ik dat ik het in mijn mond stopte, maar wist ik het op slinkse wijze in mijn handtasje weg te moffelen. 

Onder het luid geroep van “Say cheese” wist ik die dag zelfs ook nog met vele toeristen stralend op de foto te gaan. Zoals het een ware Prinses Glimlach betaamt. Ik hoorde mijn moeder mij influisteren: “Zij die niet kan lachen, moet geen winkel beginnen.”

 

Beeld: Piek

Dolly Bellefleur: Boerendochter, HRLM86

NIEUWSBRIEF

Schrijf je in op onze nieuwsbrief en we houden je op de hoogte van interessante nieuwtjes uit het Haarlemse.